“Maar….kaas! Hoe kan je zonder kaas?”
Goede vraag. Een vraag die ik vroeger zelf ook aan veganisten stelde. Ik was dól op kaas. Roquefort, Valdeon, of Chimay. Frans, Spaans of Italiaans. Geit, schaap, of koe. Het maakte me niet uit. Als hij maar stonk. Ooit was ik met een vriendin kamperen in Frankrijk. Voor de lunch gingen we brood en kaas kopen. De kaas zochten we uit op geur. Stonden we daar in de winkel aan elk kaasje te ruiken.
Als iemand me toen in Frankrijk had verteld dat er een moment zou komen waarop ik geen kaas meer zou eten, had ik hem voor gek verklaard. Maar het kan raar lopen. Ik ga tegenwoordig kaasloos door het leven. Hoe ik zover ben gekomen? Heel langzaam. Op een gegeven moment wíst ik dat ik veganist zou worden. Ik was al vegetariër en at dus geen vlees, maar wel zuivel. Dat voelde hypocriet. Voor beide producten worden dieren op dezelfde manier gehouden. Maar van de een op de andere dag stoppen met kaas was toch te moeilijk voor me. Hoe stom ik mezelf daardoor ook vond. Een jaar heb ik erover gedaan om van de kaas af te komen. Elke maand wat minder.
Nu eet ik het dus helemaal niet meer. De alternatieven die in de supermarkt liggen zijn meestal gemaakt van kokosvet en vind ik niet echt smakelijk. Liever helemaal geen kaas dan deze nepzooi is mijn gedachte. Tót mijn recente ontdekking van cashewkaasjes. Met kruiden. Met blauwschimmel. Met een lekkere smaak. Voedselorgasme-waardig. Een keerpunt in mijn veganistische leven. Ondertussen heb ik al een paar van dit soort kaasjes zelf gemaakt. Met behulp van Cashewbert waar ik de vegan schimmelculturen heb gekocht. De eerste blauwschimmelcashewkaas was een succes. De camembert is bijna klaar om verorberd te worden, en er liggen alweer nieuwe blauwe “kaasjes” te beschimmelen in m’n koelkast. Ik ben een gelukkig kaasloos mens.