Cordyceps. Mai Take. Shimeji. Woorden die klinken als exotische vakantiebestemmingen. Maar nee, het zijn paddenstoelen. Paddenstoelen die ik heb gered omdat de teler ze wegens corona niet meer aan de horeca kwijt kon. Drieënhalve kilo paddo’s voor zevenenhalve euro. Een koopje. Zelfs voor iemand die eigenlijk helemaal niet van paddenstoelen houdt. Gelukkig doet m’n vriend dat wel en probeer ik graag nieuwe dingen uit. Zoals die Cordyceps: lange oranje slierten die in het wild op en in insecten en geleedpotigen leven. Ik ging een beetje over m’n nek toen ik daar plaatjes van zag.
Ik red dus eten waar ik niet eens heel erg van houd. Maar ik word echt soft als ik lees dat voedsel weggegooid dreigt te worden. Het kan dan maar beter in mijn maag dan bij het afval verdwijnen. Alles om voedselverspilling tegen te gaan. Niet alleen redde ik de afgelopen maanden paddenstoelen, ik kocht ook frietaardappelen, en allerlei groenten die ik nog niet kende. IJspegels, mede, jagalanero…..wat zeg je? Producten die gewoonlijk richting de horeca gaan.
Nieuwsuur kopte deze week ‘Is lokaal het nieuwe normaal?’ Op de website is te lezen hoe Nederlandse boeren gedwongen door de coronacrisis opeens hun producten lokaal af moesten afzetten. Direct bij de consument. Een korte keten. Iets wat voor mij al heel normaal is, maar voor veel mensen (nog) niet. Niet zo gek, als je ziet waar groenten en fruit uit de supermarkt vandaan komen. Kenia, California, Peru, uit alle hoeken van de wereld wordt ons eten ingevlogen. En dan heb ik het niet eens alleen over mango’s en avocado’s die hier niet kunnen groeien. Ook de ordinaire sperzieboon wordt opeens een tropische verrassing. De meeste mensen doen hun boodschappen in de supermarkt, dan wordt het dus best lastig om lokaal geproduceerd voedsel te kopen.
Het zou mooi zijn als de korte ketens na corona blijven bestaan. Korte ketens zorgen voor minder voedselverspilling door een betere afstemming tussen productie en verkoop, minder transport en bijbehorende CO2-uitstoot, en verbinding tussen boer en burger. Dit laatste merk ik als ik bijvoorbeeld boodschappen doe op de Rotterdamse Oogstmarkt. Ik praat daar met de producent en weet zo waar mijn eten vandaan komt. Ook leer ik over de manier van produceren en wat daar allemaal bij komt kijken. Hierdoor heb ik meer respect gekregen voor het voedsel dat ik eet.
De geredde paddenstoelen heb ik verwerkt in salade’s, smeersels voor op brood, en in hartige taarten. Ook heb ik een deel ervan gedroogd, want na drie dagen paddo’s bij de lunch en het avondeten was zelfs m’n vriend ze zat. En nu staan er dus een paar potjes met die griezelige Cordyceps in m’n keukenkastje.
Heeft iemand misschien zin om ze te redden?